Systeem

Hier ziet u de aangesloten DECT-radio-units. U kunt ook bepaalde instellingen wijzigen of gegevens toevoegen.

Systeemparameters

Table 1. DECT-systeemparameters

Parameter

Uitleg

DECT-licentie

Het aantal radio-units

DECT-systeemstatus

Met deze instelling kunt u het verzenden en ontvangen deel van alle radio-units deactiveren. Dit wordt gesignaleerd met behulp van een speciale knipperende reeks van de LEDs op de radio-units.

Note:

In de Passieve status zijn DECT-oproepverbindingen niet meer mogelijk.

LED-radio-unit

Met deze instelling kunt u de LEDs (light-emitting diodes) die worden gebruikt voor statusweergave op alle radio-units die op de communicatieserver zijn aangesloten deactiveren. (standaardinstelling geactiveerd )

Versleuteling

Als u draadloze telefoons van externe fabrikanten in de GAP-modus op de communicatieserver hebt aangesloten, dan kan het zijn dat ze geen versleuteling gebruiken. Als dat zo is moet u deze parameter deactiveren. (standaardinstelling geactiveerd )

GAP-compatibiliteitsmodus

Met deze (standaard)instelling werkt het DECT-systeem in de nul-blindslotmodus. In deze modus worden alle 8 kanalen ondersteund op de SB-8-radio-units. Met deze instelling werkt het DECT-systeem in nul-blindslotmodus. Deze modus moet worden gekozen wanneer oudere GAP-draadloze telefoons, die geen ondersteuning bieden voor nul-blindslotmodus, worden gebruikt. In GAP-compatibiliteitsmodus worden alle 6 kanalen ondersteund op SB-8-radio-units.

DECT- tijdsduur van terugbelactie(s)

Gedurende deze tijd wordt een terugbelactie op een draadloze telefoon gesignaleerd als de DECT-oproepverbinding gedurende korte tijd was afgesneden.

Maximumaantal locatiegebieden

U kunt 1, 2 of 4 locatiegebieden kiezen:

1: Er zijn tot 256 radio-units toegestaan.

2: Er zijn tot 128 radio-units per locatiegebied toegestaan.

4: Er zijn tot 64 radio-units per locatiegebied toegestaan.

De instelling is afhankelijk van de lokale situatie (voor tips zie DECT-locatiegebied).

Radio-unit

Een radio-unit verwijderen

Selecteer een radio-unit en klik op de knop Verwijderen om deze van de communicatieserver te verwijderen.

Selecteren

Selecteer een AIN-knooppunt in het vervolgkeuzemenu.

Table 2. DECT-radio-unit

Parameter

Uitleg

Knooppunt

Poort

Status

Naam

Geef de DECT-radio-unit hier een naam.

Type

Versie HW

Plaatselijke stroomvoorziening

Radio-units kunnen ook lokaal worden gevoed om de voeding van de communicatieserver te ontlasten. Dit kan ook het gebruik van een hulpvoedingsunit overbodig maken.

Plaatselijke voedingsstatus

Externe antenne

Als een SB-8ANT-radio-unit is aangesloten op de communicatieserver, dan kunt u deze instelling gebruiken om de externe antenne te activeren . Als het selectievakje wordt uitgevinkt, schakelt het systeem over naar de interne antenne.

Tip:

Het gebruik van externe antennes is zinvol voor het verbeteren van radiosignalen, waardoor een groter bereik in een bepaalde richting wordt bereikt (bijvoorbeeld om dekking te bieden aan externe bijgebouwen). U kunt meer informatie vinden in de DECT-planning gebruikershandleiding.

Locatiegebied

U kunt aan de radio-unit een van de maximaal vier locatiegebieden toewijzen. Er is alleen selectie mogelijk als meerdere locatiegebieden zijn gedefiniëerd in de DECT-locatiegebieden weergave ( =5m).

Note:

Een locatiegebied kan worden toegewezen aan maximaal 64 radio-units.

Noodlocatie

Hier kunt u elk van de gedefinieerde noodlocatiegegevenssets toewijzen aan de DECT-radio-units. Wanneer een alarmnummer van de openbare alarmnummerlijst ( =we) wordt gekozen, dan reageert het systeem met specifieke acties: De locatie van de beller wordt naar de provider gestuurd, er wordt een BHV-team (bedrijfshulpverlening) geïnformeerd, er gaan alarmen af en logboeken worden bijgewerkt. Meer informatie kunt u vinden in het focusonderwerp "Nooddienstenondersteuning".

Radio-unit-ID